Van fabrieksvloeren tot de wandeldijken aan de Belgische kust: slijtvaste Waalse fabrieksdallen en plavuizen uit de 19e en vroeg-20e eeuw
Een succesvol product
Wie de oudere vakliteratuur erop naslaat, kan vaststellen dat men voor buitengebruik en voor zwaardere toepassingen haast steevast zowel steentegels van het ‘genre Quaregnon’ als van het ‘genre Sarreguemines’ aanbeveelt.
De eerste benaming verwijst naar de productie van de S.A. des Produits Réfractaires de Quaregnon, een vennootschap op 29 mei 1866 gesticht door Hubert Van Vreckom. Ze werden vervaardigd uit Belgische of Duitse kleisoorten waaraan veldspaat toegevoegd werd.
Het ‘genre Sarreguemines’ verwijst naar de productie bij Utzschneider & Jaunez uit Sarreguemines in Frankrijk, die vanaf 1876 ook een vestiging had in Jurbise. Hun tegels waren vervaardigd uit Duitse kleisoorten waaraan ‘laitier’, hoogovenmelk of slak toegevoegd werd.
Beide types bestonden in verschillende kleuren, vormen, formaten en diktes, al dan niet effen of met een reliëfversiering aan de bovenzijde. Ze werden vrij snel door een aantal andere fabrieken in België gemaakt.
De belangrijkste producent naast Utzschneider & Jaunez in Jurbise was de fabriek van Louis Escoyez opgericht in 1842, met onder meer vestigingen in Tertre en Hautrage, waarover verder meer.
Kleinere bedrijven waren de Société (Anonyme) de(s) Produits Céramiques et Réfractaires de Marchienne uit Marchienne-au-Pont, gesticht in 1852, de S.A. Produits Réfractaires et Grès Cérame in Bourlers-lez-Chimay, gesticht in 1862 en actief tot ca. 1978; de Produits Réfractaires et Céramiques de Baudour, in februari 1897 opgericht met Oscar Gérard als directeur en vanaf 1919 als nv actief, de S.A. Lebailly in Hautrage met oorsprong in 1842 en nog actief tot 2020, en verder ook fabrieken in Sirault, Modave en enkele andere plaatsen in Wallonië.
De vier grootste bedrijven in de sector – de fabrieken in Baudour, Jurbise, Marchienne-au-Pont en Tertre – groepeerden zich vanaf 1 januari 1925 in de Société Coopérative du Comptoir Belge des Fabricants de Carreaux Céramiques gevestigd in Mons (Henegouwen). Zo werd de onderlinge concurrentie op vlak van prijszetting voor een zeer vergelijkbaar product vermeden. Dit samenwerkingsverband is aanwezig op de Exposition coloniale internationale de Paris in 1931.
Ook sommige Franse, Duitse - vaak onder de soortbenaming Keramit - en één Nederlandse firma (Alfred Regout uit Maastricht) leverden deze tegelsoorten. De productie was dan ook omvangrijk.
De tegels met een reliëfversiering komen vandaag zowat overal in ons land nog steeds zeer frequent voor in koetsdoorgangen, portieken, op open terrassen en bordessen, in stationsgebouwen, fabriekshallen en dergelijke meer. Grote bekendheid kregen zij als sterk weersbestendige en slijtvaste bekledingsmaterialen voor de zeedijken aan de Belgische kust.
De motieven voor de tegels voorzien van een reliëf zijn bij alle fabrieken nagenoeg identiek, al zijn er kleine verschillen in detaillering. Ze bleven ook ongewijzigd over de jaren heen.
Merkwaardig is wel dat één populair reliëfmotief – opgebouwd uit in kruisvorm ingeperste lijnen – op 14 oktober 1881 in Mons als handelsmerk werd gedeponeerd, een duidelijke – maar vergeefse poging om hierop exclusiviteit te verwerven. Het motief met ‘en relief, des striées à la face supérieure du pavé’ werd namelijk door zowat alle producenten op de markt gebracht en wordt vandaag omwille van de grote vraag voor restauraties opnieuw beperkt geproduceerd, zij het in andere maten en diktes.
De gladde, eenkleurige tegels werden geregeld gelegd in combinaties van diverse tinten en veelhoekvormen en in ingewikkelde geometrische patronen, die soms rechtstreeks teruggrepen naar middeleeuwse voorbeelden. Dat was vooral populair tot de jaren 1890 - toen werden tegels met ingelegd decor door massaproductie stilaan zeer betaalbaar - en opnieuw in de jaren 1930, onder invloed van de economische crisis en de stijgende arbeidslonen, waardoor de ingelegde motieftegel onbetaalbaar geworden was.
Utzschneider, Jaunez et Cie – CGCB - Cérabati, Jurbise
Het meest toonaangevend van alle producenten van dit type tegels was zonder twijfel de vloertegelfabriek Utzschneider, Jaunez et Cie. De fabriek werd op 26 mei 1876 in Jurbise (Henegouwen) opgericht in het kader van de internationale expansie vanuit het gelijknamige bedrijf in Sarreguemines. Het moederbedrijf was in 1864-65 opgericht. In 1873 volgde na een eerdere overname een bijkomende vestiging in Wasserbillig (Luxemburg). Na Jurbise volgden Ehrang (1877, Duitsland), Pont-Sainte-Maxence (1881, Frankrijk) en Zahna (1890, Saksen-Duitsland).
Het bedrijf was gunstig gelegen aan de Dender op 8 km ten noorden van Mons. De eerste directeur is de ingenieur Charles Michelet die ervaring had opgedaan in het filiaal van Wasserbillig en de hoofdvestiging in Sarreguemines. Het bedrijf behaalde voor zijn eenkleurige steengoedtegels en tegels voor zwaardere toepassingen succes op diverse wereldtentoonstellingen. Op een briefhoofd uit 1899 vermeldt de firma trots 8 bronzen, 8 zilveren, 4 gouden medailles en 3 erediploma’s. De duurzaamheid en sterke vuur- en weersbestendigheid van de producten uit Jurbise was hiervoor de voornaamste reden.
Volgens de referentielijsten in enkele van hun catalogi had het bedrijf vóór de jaren 1880 al tegels geleverd voor kerken in Luik, Tienen, Neufchateau en Ghlin en verder voor een hele reeks kloosters en scholen, ouderlingentehuizen, inrichtingen voor geesteszieken, kazernes, forten en stationsgebouwen. Ook werden dijktegels voor de badstad Oostende geleverd en werd in 1880 ter gelegenheid van de Exposition Nationale Belge in het Jubelpark een vloer gerealiseerd die in de gebouwen van het huidige Legermuseum grotendeels bewaard is gebleven, met name op de binnenkoer waar jarenlang de tanks werden tentoongesteld.
In 1921, na toetreding van andere zusterbedrijven tot de S.A. Compagnie Générale de la Céramique du Bâtiment, wijzigt de naam in S.A. Compagnie Générale de la Céramique du Bâtiment anct. Utzschneider & Ed. Jaunez Steinzeugfabriken, Jurbise. De hoofdzetel bevond zich van dan af in Parijs. Om praktische redenen wordt de lange bedrijfsnaam doorgaans afgekort tot CGCB, later gewijzigd in Cérabati.
In 1958 is het bedrijf samen met Wasserbillig vertegenwoordigd op de wereldtentoonstelling in Brussel.
Eind 1984 worden alle activiteiten in Jurbise stopgezet. Er waren toen nog ongeveer 170 werknemers actief.
Usines Louis Escoyez, Tertre & Hautrage
De Usines Louis Escoyez à Tertre et Hautrage (Belgique) et à Mortagne-du-Nord (France), een vennootschap onder gemeenschappelijke naam, gaan terug tot 1842. In dat jaar richt Nicolas Joseph Coubeau samen met zijn stiefzoon Louis-Joachim Escoyez in het Bois de Baudour in het latere Tertre (Henegouwen) een eerste fabriek voor vuurvast keramisch materiaal op. In 1858 wordt Escoyez alleen eigenaar. In 1880 komt nabij het station van Tertre een tweede fabriek tot stand, waar de productie van vuurvast materiaal wordt samengebracht. De fabriek in het Bois de Baudour specialiseert zich vanaf dan in de productie van fabrieksdallen en keramische tegels. In 1889 volgen hier grondige verbouwingen en uitbreidingen. In 1893 bouwt het bedrijf nog een derde fabriek, nu in Mortagne-du-Nord in Frankrijk.
In 1900 is de Usines Escoyez vermoedelijk veruit het belangrijkste bedrijf van zijn soort met 550 werknemers in 3 fabrieken. Kort daarna volgt nog een fabrieksvestiging in Hautrage (Henegouwen).
Na het overlijden van Louis sr. in 1899 zet zijn weduwe Clotilde Lantoine het bedrijf voort, tot haar dood in 1921. Daarna komt de leiding onder de gezamenlijke directie van Louis Philippe Escoyez, Edouard François Escoyez en Alexandre Staquet-Escoyez.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog raakt de fabriek in Mortagne-du-Nord totaal vernield. Na de wederopbouw blijft het bedrijf daar actief tot vermoedelijk begin jaren 1960.
Vanaf 1 januari 1925 groepeert Escoyez zich samen met de drie grootste concurrenten – de bedrijven in Baudour, Jurbise en Marchienne-au-Pont - en met een aantal concurrenten in de Société Coopérative du Comptoir Belge des Fabricants de Carreaux Céramiques, gevestigd in Mons (Henegouwen).
Om uit onverdeeldheid te komen wordt het bedrijf in 1952 openbaar verkocht. De diverse fabrieken gaan daarbij over naar de verschillende familietakken. In de jaren die volgen krijgen de bedrijven het moeilijk en sluiten.
Escoyez vervaardigt speciale baksteen, ornamenten, plinten en vloertegels in ‘demi grès’ voor zware toepassingen of van het type Quaregnon en Sarreguemines. Een folder van rond 1894 maakt duidelijk dat deze tegels in zowat alle sectoren een afname kennen. Zo zijn er positieve referenties van eigenaars van brouwerijen, textielbedrijven, leerlooierijen, suikerfabrieken, melkbedrijven, zeepfabrieken, chicorei- en tabaksbedrijven, bakkerijen en magazijnen, glasfabrieken, steenkoolmijnen en nog een aantal andere bedrijven. Er is ook een productie van wandtegels, voornamelijk haardtegels en kleinere siertegels. Met deze kwalitatieve producten behaalt Escoyez heel wat succes op de wereldtentoonstellingen van Antwerpen 1885, Parijs 1889, Antwerpen 1894, Parijs 1900, Luik 1905, Milaan 1906, Brussel 1910, Charleroi 1911, Gent 1913 e.a.
En vandaag?
De vraag naar fabrieksdallen en plavuizen met anti-slippatronen voor restauraties van historische ensembles is de laatste jaren sterk gestegen. Of het nu gaat om dijktegels in Oostende en bij de Paravang in Blankenberge, of om fabrieksdallen voor de galerijen van het ursulineninstituut in Onze-Lieve-Vrouw-Waver en de buitenbekleding van het modernistische Sanatorium in Tombeek, het blijkt meestal onmogelijk om de benodigde grote aantallen in de recuperatiehandel terug te vinden. Te meer omdat de restauratieaannemers bij het verwijderen van de oorspronkelijke betegelingen geen diamantzaagtechnieken toepassen en daardoor onnodig vaak komen tot 40-45 % verlies van oorspronkelijk materiaal. Gezien de grote vraag en het beperkte aanbod dient men dan ook meestal over te gaan tot het laten vervaardigen van passende replica.
Na het faillissement in 2020 van de S.A. Lebailly in Hautrage is er in België geen grootschalige productie meer beschikbaar. Wel vervaardigt de in tegelreproductie gespecialiseerde keramiste en restauratrice Charlot De Bisschop handmatig nog degelijke replica, maar dit is enkel haalbaar voor kleine projecten.
Voor grotere projecten zijn er ondertussen goede alternatieven beschikbaar bij Vandersanden in Bilzen na overname van de AKA Oberlausitz Klinkerwerke, en verder bij Duitse firma’s als Zahna Fliesen en Ziegelei Gima in Marklkofen. De ervaring daarbij is wel dat het haast altijd gaat om bijzonder maatwerk dat een langere ontwikkelingstijd vraagt en daardoor ook haast altijd de gewone standaardprijzen overstijgt. Passende oplossingen zijn dus perfect mogelijk, maar het vraagt tijd en een groter budget.