Van luxueus tot utilitair: de evolutie van wandtegeltoepassingen in de 19de en 20ste eeuw
Vandaag worden keramische wandtegels, vaak in (super)groot formaat net als de hedendaagse vloertegels, haast uitsluitend toegepast in keukens en badkamers. Ze worden daar vooral gewaardeerd omwille van hun hygiënische kwaliteiten. Tegels zijn namelijk, zoals al eeuwen algemeen bekend, uitstekend bestand tegen de vaak wisselende luchtvochtigheidsomstandigheden in ruimtes waar waterdamp op geregelde tijden zorgt voor een sterk condensatie-effect.
Maar vroeger werden ze ook omwille van heel wat andere redenen gebruikt, en werden ze, net als de vloertegels, mee met veranderende smaken en interieurtrends in wisselende vormen en formaten aangeboden. In dit artikel onderzoeken we daarom de wandtegeltoepassingen vanaf het ontstaan van de industriële keramische vloertegel, met een korte terugblik naar de ambachtelijke productie vanaf de 17de eeuw.
De ambachtelijke productie
De ambachtelijke Nederlandse blauw-witte en later ook mangaankleurige wandtegels op een standaardformaat van ca. 13x13 centimeter, en met een enorme variatie aan onderwerpen, veroverden vanaf 1625 de wereldmarkt. In onze gewesten begon niet lang daarna ook de gefortuneerde burgerij er druk gebruik van te maken omwille van de vele praktische toepassingsmogelijkheden in hun nieuwe stenen huizen in de snelgroeiende steden.
Tegels werden daarbij gebruikt als een vochtwerende wandbekleding in kelders, als muurplinten of als deel van lambriseringen, in smalle trappenhuizen en aan deuren om de kleding te beschermen tegen de witkalk aan de muren. Omwille van hun hittebestendigheid werden ze verder gebruikt in muurnissen waarin kaarsen werden geplaatst en in haarden en schouwen. Tenslotte waren ze omwille van hun hygiënische kwaliteiten en het onderhoudsgemak ook geregeld in keukens terug te vinden.
In de eeuwen daarna verliest de tinglazuurtegel in periodes van laagconjunctuur verschillende keren aan afzetmogelijkheden. Vanaf 1840 kent de productie een heropleving, parallel met de start van de industriële wandtegelproductie, als goedkoper alternatief voor de minder begoede burgerij in de steden en nu ook op het platteland. Het gebruik ervan, ook bij ons in België, blijft traditioneel, en dit tot in de eerste decennia van de 20ste eeuw. Wel worden de decors onder invloed van de moderne industriële productie uitgebreid en deels vernieuwd.
Industriële standaardwandtegels voor de Eerste Wereldoorlog
Eenzelfde evolutie - van luxueus product voor de elite tot utilitair product voor de massa - vinden we ook terug bij de industriële wandtegelproductie vanaf 1840. Na de lancering van de droogperstechniek voor wandtegels in België door Boch Frères en de Faïencerie de Nimy in de jaren 1870-1880 blijft de toepassing van duurdere decortegels in privéwoningen aanvankelijk eerder bescheiden.
Bekijken we de lambriseringsvoorstellen van Belgische fabrikanten voor 1900, dan zijn deze in veel gevallen zeer eenvoudig. Slechts enkele modelpresentaties zijn wat rijkelijker gedecoreerd met ornamenttegelvelden, doorgaans beperkt tot ofwel het ondergedeelte ofwel het bovengedeelte. Het maakt duidelijk dat ondanks de overvloed aan beschikbare decortegels, het grootste deel van de nieuwe faiencetegelproductie uit ongedecoreerde witte of eenkleurige tegels in de standaardmaat 15x15 centimeter bestond. Dit was zeker het geval in keukens, en in de stilaan meer en meer betegelde en apart ingerichte badkamers en toiletruimtes in privéwoningen van de betere kringen.
Enkel voor de vestibule en andere prestigieuzere ruimtes in het huis, zoals de wintertuin achteraan in de woning, werd geregeld gekozen voor een guller uitgewerkt geheel. Gezien de vrij hoge kostprijs voor zulke decoratieve tegelpanelen, waren deze betegelingen enkel weggelegd voor de kapitaalkrachtige burgerij.
Uiteraard kon de klant bij het samenstellen van een betegeling – zoals vandaag - geheel onafhankelijk bepalen welke samenstelling zijn voorkeur had, maar allicht liet die zich leiden door wat de regels van de goede smaak hem toen voorschreven. Diverse architectuur- en interieurhandboeken gaven hem daarbij goed advies.
Zo hoefde de wand, volgens de Nederlandse ingenieur en architect Jan Benjamin Kam in zijn ook bij ons veelgelezen boek ‘De versiering van onze woning’ uit 1886, zeker niet volledig vlak te blijven. Met mate mocht er gebruikgemaakt worden van vooruitspringende en terug liggende delen. Zijn voorkeur ging daarbij uit naar lambriseringen tot aan de onderkant van de ramen, en dit in elk vertrek. Verder vroeg hij aandacht voor een goede overgang van de wand naar het plafond, bij voorkeur door middel van lijstwerk. Voor de wandbekledingen zelf, zag hij liefst geen grote diepte of reliëfeffecten, en ook geen naturalistische patronen.
Oneindige mogelijkheden
Vijftien jaar later stelde de Gentse professor Louis Cloquet in het vijfde deel van zijn ‘Traité d’architecture. Eléments de l’architecture’ uit 1901 dat het belangrijk was dat de decoratie van het interieur een eenheid vormde, zowel wat tekening als kleurzetting betrof. Voor dat laatste was volgens hem het gebruik van een beperkt aantal harmoniërende tonen aangewezen. En net als bij de vloerbetegelingen moest een sterke perspectiefwerking absoluut vermeden worden.
Bij lambriseringen was het voor hem mogelijk om in het onderste gedeelte rijker uitgewerkte laagreliëftegels te voorzien. Voor het overige gaf hij vooral aanduidingen over de lijnhoogte van de verschillende geledingen die in een ruimte best gevarieerd wordt. In tegenstelling tot Kam was hij van mening dat de hoogte van de lambrisering daarom best niet met die van de schouw of de ramen gelijkliep. Een duidelijke evolutie op dit vlak.
Als we de diverse lambriseringsvoorstellen van de Belgische tegelfabrikanten van voor 1914 met deze raadgevingen in het achterhoofd bekijken, dan wordt het duidelijk dat de modebewuste klant in de diverse catalogi modellen kon vinden die pasten binnen deze richtlijnen omdat ze flexibel in hoogtes en kleurstellingen en naar smaak en beurs samengesteld konden worden. De mogelijkheden waren ‘oneindig’, de voorstellen duidelijk niet dwingend. Wat de tegelfabriek en tegelhandel betreft kon alles perfect met alles gecombineerd worden. Dat dit ook in de praktijk zo werd toegepast blijkt uit de vele realisaties die we in historische interieurs aantreffen.
Het interbellum
In de periode tussen de beide wereldoorlogen verloor de decortegel overduidelijk aan belang. De lambriseringen blijven ruim toegepast omdat ze nog steeds nuttig zijn als buffer tegen opstijgend vocht in buiten- en binnenmuren. Wel worden ze nu nog nauwelijks volledig vlakvullend van vloer tot plafond uitgevoerd, maar vooral als lage of halflage wandbekleding tot ca. 2 meter hoogte. Ook wordt meer en meer gekozen voor lambriseringen in markante patronen van effen tegels in kleinere formaten en in primaire kleuren. Ook gevlamde en gespikkelde tegels en tegels voorzien van zogenaamde kunstglazuren komen frequent voor, zeker na de beurskrach van 1929.
Deze evolutie zien we duidelijk weergegeven in het vrij luxueuze presentatiealbum met projectvoorstellen van Gilliot & Cie dat rond 1935 tot stand kwam. Bij de voorgestelde lambriseringen is het aandeel van de ornamenttegels bijzonder gering. Als ze voorkomen, gaat het hoofdzakelijk om kleine paneeltjes uitgewerkt in een doorgaans meer geometrische ‘kubistische’ stijl.
Naast de lambriseringen verschijnen er in deze periode enkele nieuwe toepassingen, zoals de ‘cosy-corner’ aansluitend op een modern vormgegeven schouwmantel, of een cocktailbar-hoekje. Ook een wintertuin met fontein en een groot landschapstafereel ontbreken niet, net als een luxueuze badkamer - een echte wellnessruimte - met een in de grond verzonken betegeld bad en een betegelde psyche, of een indrukwekkende ontvangstsalon met een kamervullend tegelpaneel. Omdat van alle in dit album afgebeelde wandtegelpaneeltjes of -panelen er slechts vier een productie- of bestelnummer dragen, is het overduidelijk dat deze luxueuze interieursuggesties eerder utopisch dan realistisch waren.
Na 1945
De soberheid van de jaren 30 wordt in de eerste jaren na de tweede wereldoorlog verdergezet. Door verbeterde bouwtechnieken zijn keramische tegellambriseringen echter niet langer noodzakelijk als buffer tegen opstijgend vocht. Ze verdwijnen dan ook nagenoeg overal in de woning waar ze vroeger standaard werden toegepast. Enkel in keukens en badkamers en deels in toiletruimtes, die stilaan in elke woning hun plaats krijgen, houden ze stand. Zoals architectuurtijdschriften uit die periode propageren, kiezen opdrachtgevers in de jaren 50 en 60 hoofdzakelijk voor eenkleurige tegelbekledingen waarin enkele figuratieve elementen zijn verwerkt of voor tegelschema’s met afwisseling van diverse (pastel)kleuren. De decortegels die dan in de handelscatalogi worden gepresenteerd zijn deels traditioneel en uitgevoerd in de Delfts blauwe stijl, of voorzien van Breugeliaanse of neo-middeleeuwse motieven.
Bij de modernere decors vinden we, naast series voor de keuken en badkamer, een grote verscheidenheid van chromo-lithografische plaatjes of van zeefdrukmotieven terug, vaak in series. En voor de versiering van haard- en schouwwanden zijn series met de tekens van de zodiac of heraldische wapentekens bijzonder populair. In deze jaren verkleint ook de maatvoering van de wandtegels - net als bij de vloertegels - al snel tot kleine mozaïekelementen die in vernieuwende betegelingsschema’s en in ‘moderne’ kleuren voor binnen- en buitentoepassingen in de fabriek worden voorgemonteerd. Het succes daarvan is echter kortstondig.
In de 1970 worden de decors - onder invloed van de veel goedkopere, maar ook veel kleurrijkere Italiaanse ontwerpen - opnieuw vlakvullend. Deze blijven in de volgende decennia de markt domineren, al wordt de aanvankelijke uitbundigheid van de kleuren snel ingeruild voor soberdere aardkleuren. Op hun beurt zijn die decortegels ondertussen al enkele jaren vervangen door een steeds groter wordende variatie aan XL en XXL-formaten. Wat de toekomst gaat brengen, is nog onvoorspelbaar. Wel ligt het voor de hand dat ook deze modetrend op zijn beurt zal wijken voor nieuwe creatieve toepassingen.
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief
- ‘Slimmer. Sneller. Beter. En evenveel vierkante meter!’ Wie een nieuw product introduceert met die beloftes, moet sterk in zijn schoenen…
De trends en toekomst van waterjet technologie
Het toepassen van de ‘waterstraalsnijtechnologie’ met behulp van waterjets is vandaag het middel bij uitstek om plaatmateriaal nauwkeurig…De mogelijkheden en toepassingen van waterjets: ingewikkelde vormen en fijne contouren
Waterstraalsnijden van steen is een fascinerende technologie waarmee zelfs de hardste steensoorten nauwkeurig en verfijnd kunnen worden…Waterjets combineren veelzijdigheid met de hoogste nauwkeurigheid
Inzicht in de technologie van een waterjet-machine is cruciaal voor bedrijven die de nauwkeurigheid en productiviteit van hun…
- 17/12/2024 - 15:53 Plaatsing
17/12/2024 - 15:53Bouwen voor generaties met Schlüter-Systems
- 17/12/2024 - 14:08 Plaatsing
17/12/2024 - 14:08De finishing touch van tegels zetten
- 17/12/2024 - 13:56 Plaatsing
17/12/2024 - 13:56Mapei en duurzaamheid: morgen begint vandaag