Van vloertegeltapijt tot XXL-betegeling: de evolutie van vloertegelpatronen in de 19de en 20ste eeuw
Vandaag zijn de keramische (super)grootformaattegels, met afmetingen tot 160 x 320 cm ongemeen populair, als vloer- maar ook als wandbekleding. Ze worden aangeprezen om een kleine ruimte groter te doen lijken. Omdat er minder voegen zijn, oogt het geheel rustiger. En minder voegen, dat vergemakkelijkt ook het onderhoud.
In de jaren zestig daarentegen domineerden de keramische en glasmozaïek elementen. Om trendy en mooi te zijn, moest de vloer- en wandbekleding dan juist uit zo klein mogelijke onderdelen bestaan. In de periode 1930-1960 waren dan weer de gevlamde en porfiertegels en tegels met kunstglazuren zeer gevraagd. En vóór 1930 domineerde de voegloos geplaatste decortegel en dit vanaf de jaren 1860.
Smaken en interieurtrends evolueren in de tegelwereld dus al zeer lang. In deze bijdrage bekijken we de evolutie van de vloerpatronen vanaf het ontstaan van de industriële keramische vloertegel.
1860-1929: tegeltapijtvloeren in drooggeperst steengoed
Het enorme succes van de ingelegde decorvloertegel in de 19de en het eerste kwart van de 20ste eeuw wordt niet alleen verklaard door het feit dat de fabrikanten modellen op de markt brachten die meer dan alleen van technisch goede kwaliteit waren. Ze voldeden ook probleemloos aan de toenmalige vereisten voor een esthetisch verantwoord vloerplan.
Hoe zag dat ideale vloerpatroon eruit? Volgens de veelgelezen invloedrijke Franse kunsthistoricus Charles Blanc in diens herhaaldelijk herdrukte Grammaire des arts décoratifs. Décoration intérieure de la maison uit 1882 is het belangrijk dat de vloer als een plat vlak behandeld wordt. Er mogen geen storende perspectiefeffecten in de vloer zitten. Daarmee wijst hij zeer uitdrukkelijk de nochtans zeer populaire vloerpatronen af die doorgaans opgebouwd zijn uit zeshoekige tegels en een opeenvolging van kubussen simuleren. Deze motieven gaan terug tot de oudheid, komen in onze gewesten al in de middeleeuwen voor en worden in de Belgische en buitenlandse tegelcatalogi tot na de Eerste Wereldoorlog aangeboden.
De versiering van de tegel zelf mag liefst geen menselijke figuren, religieuze motieven of adellijke emblemen bevatten. Zulke ontwerpen zijn dan ook vrij zeldzaam, al komen ze een enkele keer toch voor.
Hoewel de vloertegels dan “koud” of voegloos gelegd werden, wordt toch uitdrukkelijk aanbevolen om te vermijden dat de tekening het voegentracé domineert en zo mogelijk te kiezen voor een plaatsingsschema waarbij de voegen verspringen. Naast esthetische redenen is dit ook steviger op het technische vlak. Een combinatie van grote en kleine elementen wordt beschouwd als luchtiger en aantrekkelijker dan een saaier dambordpatroon met tegels van eenzelfde maat. Achthoekige tegels laten zich goed combineren met vierkanten of driehoeken.
Op het niveau van het vloerensemble moest de tekening van de tegels in verhouding staan tot de ruimte. De indeling van het vloerontwerp wordt best afgestemd op de circulatierichtingen. Zo is het niet alleen aangewezen om aan de randen een boord te voorzien, maar zeker in een vestibule, in een kerk of in een ander openbaar gebouw ook de looprichting te accentueren en kruispunten of ronde punten te voorzien waar die elkaar ontmoeten.
In ronde, achthoekige of vierkante ruimten past een stervormig ontwerp, met eventueel een “rosace” op het middelpunt. Bij rechthoekige ruimten moet de lengte in verhouding staan tot de breedte. Er is ook aandacht voor de overgang tussen de diverse kamers, met speciale ontwerpen voor “entreportes”. En er worden ook bijhorende tegelplinten aangeboden.
Er is eveneens aandacht voor een goede combinatie van kleuren en tonen. Zo wordt aanbevolen om te werken met één dominante kleur, en de kleurenvariatie blijft liefst beperkt tot twee of drie uitgesproken kleuren - of voor een iets rijker effect met maximaal drie of vier kleuren.
Het zijn opvattingen die door veel andere auteurs in binnen- en buitenland worden gedeeld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat nagenoeg alle fabrikanten deze aanbevelingen ter harte namen bij het samenstellen van hun aanbod.
Hoewel het overwicht duidelijk ligt bij het presenteren van vierkante motieftegels in de vorm van een zogenaamd vloertapijt met brede boord rond een centraal veld, bieden de meeste fabrikanten ook patronen aan opgebouwd met tegels in andere geometrische vormen en in afwisselende formaten.
Historische interieurfoto’s maken ook duidelijk dat deze tapijtvloeren in de ogen van architecten en gebruikers echte tapijten overbodig maakten. Goede voorbeelden daarvan vinden we in het door de toonaangevende architect Charle-Albert in de jaren 1870-1887 voor eigen rekening gebouwde Vlaams Huis in Watermaal-Bosvoorde.
In diverse ruimtes van het kasteel waar zulke vloertegeltapijten gelegd zijn, werden oorspronkelijk geen gewone tapijten gebruikt omdat ze vermoedelijk als te stoffig werden ervaren. De decoratieve eigenschappen van de ingelegde tegelvloeren kwamen dan ook maximaal naar voor.
1930-1960: geometrische vloerpatronen
Hoewel reeds voor de Eerste Wereldoorlog bij enkele Belgische fabrieken een voorzichtige versobering van de vloertegeltapijtontwerpen in de handelscatalogi te zien is - bij Boch Frères bijvoorbeeld al vanaf 1908, bij de Céramiques Nationale de Welkenraedt vanaf de reorganisatie in 1910 -, zal deze tendens pas vanaf ongeveer 1930 echt dominant worden. Onmiddellijk na de oorlog was er immers, door de grote vraag naar bouwmaterialen voor de wederopbouwactiviteiten over heel het land, geen ruimte voor vormelijke vernieuwing. In de latere jaren twintig worden enkele art-decomotieven ontwikkeld, maar dit aanbod is zeer beperkt.
Zo worden in het Album 12 van de Manufactures de Céramiques d’Hemixem, Gilliot & Cie uit ca. 1925, naast heel wat vooroorlogse ontwerpen diverse moderne ontwerpen aangeboden. Dit nieuwe aanbod ontbreekt echter volledig in de luxueuze Gilliot-catalogus die aansluit bij de bedrijfspresentaties op de Wereldtentoonstellingen van 1935 in Brussel en 1937 in Parijs. Bij de 11 projectvoorstellen voor vloeren, ontbreken de ornamenttegels volledig. Naast enkele mozaïekvloeren opgebouwd uit mozaïektegeltjes van 2 x 2 en/of 3 x 6 cm gaat het om vloeren opgebouwd uit effen, gespikkelde of gevlamde tegels in de maat 10 x 10 of 13 x 13 cm.
Deze tendens is dan algemeen geworden en vinden we bij alle Belgische tegelfabrieken terug. Het decoratieve aspect van de vloerpatronen wordt nu gerealiseerd door ingenieuze geometrische combinaties van eenkleurige, “porphyré”- of “flammé”-tegels, terwijl ook speelsere tegelvormen - zoals diabolo’s, in België al voor 1914 op de markt gebracht door La Céramique Nationale de Welkenraedt - worden aangeboden. Ook vloerpatronen met een combinatie van vierkante of achthoekige tegels en kleine inlegtegels met motieven zijn dan zeer populair.
Na 1945-1970: voorgemonteerde mozaïektesserae
Aanvankelijk werd de stijl van de late jaren dertig op het gebied van de keramische vloertegels voortgezet. Eenkleurige, gevlamde of gespikkelde tegels werden in de jaren vijftig en zestig nog geregeld in geometrische patronen gelegd, nu evenwel met duidelijk zichtbare voegen.
Al snel echter verkleinde de maatvoering van de tegels tot kleine mozaïekelementen die in vernieuwende betegelingsschema’s en in ‘moderne’ kleuren voor binnen- en buitentoepassingen in de fabriek werden voorgemonteerd. Ze zijn aangebracht in hotels en restaurants, in winkelgalerijen en traphallen van grotere gebouwencomplexen, in de hygiënische contexten van zwembaden en operatiezalen en in de moderne kerkenbouw.
Een goed bewaard voorbeeld van zulke meestal non-figuratieve vloer- en wandbekledingen is te zien in de rotonde van de Brusselse Ravensteingalerij (Alexis en Philippe Dumont, 1954-1958).
Op het eind van de jaren vijftig werden de meeste Belgische vloertegelfabrieken verlieslatend en sloten ze één na één. Het was immers moeilijk concurreren binnen een steeds internationalere markt, waarbij de keramische vloertegel ook sterk aan marktaandeel verloor tegenover andere vloerbekledingen.
Enkel de S.A. La Céramique Nationale, herdoopt tot Welkenraedt Ceramic, bleef als laatste grote Belgische vloertegelfabriek tot de sluiting op 27 november 2000 kwalitatieve steengoedtegels aanbieden. Naast rustieke tegels in diverse formaten bood het ook overwegend tegels in aardekleuren en in de wat grotere formaten 20x20 of 30x30 cm met een geringe dikte van 10 tot 11 mm aan. Ze sloten perfect aan op het toenmalige internationale aanbod.
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief
- ‘Slimmer. Sneller. Beter. En evenveel vierkante meter!’ Wie een nieuw product introduceert met die beloftes, moet sterk in zijn schoenen…
De trends en toekomst van waterjet technologie
Het toepassen van de ‘waterstraalsnijtechnologie’ met behulp van waterjets is vandaag het middel bij uitstek om plaatmateriaal nauwkeurig…De mogelijkheden en toepassingen van waterjets: ingewikkelde vormen en fijne contouren
Waterstraalsnijden van steen is een fascinerende technologie waarmee zelfs de hardste steensoorten nauwkeurig en verfijnd kunnen worden…Waterjets combineren veelzijdigheid met de hoogste nauwkeurigheid
Inzicht in de technologie van een waterjet-machine is cruciaal voor bedrijven die de nauwkeurigheid en productiviteit van hun…
- 17/12/2024 - 15:53 Plaatsing
17/12/2024 - 15:53Bouwen voor generaties met Schlüter-Systems
- 17/12/2024 - 14:08 Plaatsing
17/12/2024 - 14:08De finishing touch van tegels zetten
- 17/12/2024 - 13:56 Plaatsing
17/12/2024 - 13:56Mapei en duurzaamheid: morgen begint vandaag